De jongste klimaattop van de Verenigde Naties, COP30, eindigde in Brazilië niet met doorbraken, maar met een fragiele voortzetting van de internationale klimaatonderhandelingen. De bijeenkomst zelf werd gekenmerkt door ontwrichting – stortregens, protesten en zelfs een gedeeltelijke brand – als weerspiegeling van de grotere instabiliteit waarmee mondiale klimaatactie wordt geconfronteerd. Ondanks deze tegenslagen bleef het proces van multilaterale samenwerking, hoewel verzwakt, voortduren, waarbij bijna alle landen deelnamen, zelfs toen de Verenigde Staten opnieuw een stap terug deden.
De impasse over fossiele brandstoffen
De belangrijkste mislukking van de COP30 was het onvermogen om de toezeggingen om af te stappen van fossiele brandstoffen te herbevestigen of te versterken. Terwijl de COP28-overeenkomst van vorig jaar opriep tot een dergelijke transitie, blokkeerden de olieproducerende landen met succes elke vermelding ervan in de definitieve tekst. Deze stap, ondanks de vraag van meer dan 80 landen om een concrete routekaart, benadrukt een fundamentele spanning: de urgentie van klimaatactie versus de economische belangen van de grote vervuilers. Het resultaat is een verzwakte overeenkomst die er niet in slaagt de belangrijkste oorzaak van de uitstoot van broeikasgassen aan te pakken.
Mondiale breuk en verschuivende prioriteiten
Naast de impasse op het gebied van de fossiele brandstoffen, werd de COP30 geconfronteerd met diepere uitdagingen voor de legitimiteit ervan. De Verenigde Staten, de op één na grootste uitstoter ter wereld, trokken zich opnieuw uit het proces terug. Argentinië dreigde dit voorbeeld te volgen, waardoor de vrees ontstond voor een bredere fragmentatie van de klimaatonderhandelingen. Intussen pleitten invloedrijke actoren als Bill Gates publiekelijk voor een verschuiving van de focus van emissiereducties naar armoede en ziekte, wat een zorgwekkende trend van verwaterde prioriteiten signaleerde.
De context is hier van belang: Het Akkoord van Parijs streefde naar een opwarmingslimiet van 2°C, maar de huidige projecties laten een stijging van 2,6°C zien. Zonder krachtiger collectieve actie ligt de wereld nog steeds op koers voor een gevaarlijke klimaatverandering. Het COP-proces zelf wordt door sommige wetenschappers als ‘niet langer geschikt voor het beoogde doel’ beschouwd, maar blijft toch het enige universeel erkende platform voor onderhandelingen.
Stapsgewijze vooruitgang tijdens retraite
Ondanks de mislukkingen kende de COP30 enige beperkte vooruitgang. Het uiteindelijke besluit, dat de ‘mondiale mutirão’ werd genoemd, bevestigde opnieuw het engagement voor de Overeenkomst van Parijs en de bevindingen van het Intergouvernementeel Panel voor Klimaatverandering. Dit, in combinatie met de klimaatbeloften van de G20-top (ondanks de Amerikaanse boycot), vertegenwoordigt een tegenwicht tegen de toenemende klimaatontkenning.
Bovendien kwam de top overeen om een ‘rechtvaardig transitiemechanisme’ te ontwikkelen om landen met lagere inkomens te ondersteunen bij de aanpassing aan de gevolgen van het klimaat, hoewel details en financiering onduidelijk blijven. Brazilië lanceerde ook de Tropical Forests Forever Facility, een investeringsfonds ter waarde van 6,6 miljard dollar om bosbehoud te stimuleren, een stap die door sommige deskundigen werd verwelkomd als een stap verwijderd van ineffectieve koolstofcompensatieregelingen.
Conclusie
COP30 laat zien dat de internationale klimaatsamenwerking zich in een crisis bevindt, maar nog niet kapot is. Hoewel het akkoord zwak is en vol compromissen zit, heeft het proces zelf nog een jaar stand gehouden. De echte uitdaging ligt nu in het overwinnen van de groeiende breuken in de mondiale politieke wil, het veiligstellen van adequate financiering voor aanpassing en het afdwingen van zinvolle actie van de grootste uitstoters. De wereld heeft bijna geen tijd meer.

























